Enquête Italian Rural Network: Kennis en inzichten van jonge mensen in de wereld van het platteland en de veranderingen hierin

Inleiding: waarom deze enquête (Italiaans initiatief – meegedaan – hier Vlaamse resultaten – later Europese resultaten)

Link naar Europese resultaten.

Bespreking resultaten

In totaal hebben 52 leerlingen deze enquête ingevuld. Alle leerlingen volgen les aan een middelbare school (vijfde of zesde middelbaar) in de provincie Oost-Vlaanderen. 21 mannelijke en 31 vrouwelijke leerlingen vulden de enquête in. Hun leeftijd schommelde tussen 16 en 18 jaar, waarvan het grootste deel (70%) 17 jaar is. Bijna 90% van deze leerlingen wonen in een landelijk gebied.

Diegenen die wel in een stadscentrum wonen, bezoeken bijna elke week of meer dan eens per maand een landelijk gebied.

Wanneer de leerlingen gevraagd werd naar het begrip ‘landelijk gebied’, denken zij vooral aan een plaats die gekenmerkt is door de natuur, maar ook aan een leuke plaats om te wonen.

Een gemeente is volgens hen “landelijk” als de grootste beroepsactiviteit een landelijke activiteit is.

Volgens de leerlingen speelt landbouw een belangrijke, maar steeds verminderende rol in de ontwikkeling en het behoud van landelijke gebieden.

De belangrijkste reden waarom deze leerlingen een landelijk gebied bezoeken is omwille van een bezoek aan familie. Kennissen die in een landelijk gebied wonen, wonen daar volgens hen uit vrije keuze.

De toegang tot internet en de nabijheid van de natuur worden als uitstekend beschouwd in plattelandsgebieden. Maar ook rust en veiligheid van de bewoners en het gebied zijn zeer goed.

Wanneer we polsten naar het soort gebied dat volgens hen het best is om te wonen, zijn de meningen verdeeld: enerzijds vermeldt men een gemeenschap met 5.000 tot 10.000 inwoners, anderzijds kiest men voor een gemeenschap met 10.000 tot 50.000 inwoners. De kwaliteit van het plattelandsleven voldoet volgens hen zeker aan hun normen.

Verbeterpunten (en dus momenteel onvoldoende) in het plattelandsgebied waar de jongeren wonen zijn de aanwezigheid van hogescholen/universiteiten, maar ook elementen van aanbod van vrije tijd en extramurale activiteiten zoals cinema’s, kroegen, sport, bibliotheken, enz.

Wanneer we polsten welke vrijetijdsactiviteiten de jongeren als belangrijk zien om de landelijke gebieden meer aantrekkelijk te maken, zien we dan logischerwijze ook dat een uitgebreid(er) aanbod van kroegen, discobars en lounge bars het hoogst scoren.

Ongeveer 30% van de leerlingen geeft aan dat ze ooit overwogen hebben om een beroepsactiviteit uit te oefenen in een landelijk gebied. De sectoren waarin ze dan zouden willen werken zijn vrij divers, waarbij er maar één sector licht positief opvalt, namelijk de onderwijssector (liefst loontrekkend).  

40% van de ondervraagden heeft landbouwers in de familie (ouders, grootouders, andere naaste familieleden) en 30% heeft ooit zelf op een boerderij (mee-)gewerkt. Slechts 5% heeft er ooit aan gedacht om zelf landbouwer te worden!

 

De drie grootste struikelblokken bij het opstarten van een landbouwbedrijf zijn volgens hen:

- onvoldoende inkomen om familie te onderhouden(24%),

- (on-)beschikbaarheid landbouwgrond (22,5%) ,
- gebrek aan investeringsmiddelen (19%).

 

De drie voornaamste positieve verwachtingen bij het opstarten van een landbouwbedrijf zijn volgens hen:

- goede omgeving voor familie en kinderen (27%),

- eigen baas zijn (24%),

-menselijk contact met de natuur (24%).

 

Wanneer we polsten in welke sector (vier keuzemogelijkheden: wijnsector, tuinbouw en fruitkweek, akkerbouw én veeteelt) de jongeren liefst aan de slag zouden gaan indien zij een landbouwbedrijf moesten opstarten, sprong één sector in het oog waar ze het minst van allemaal wilden werken, namelijk de akkerbouwsector (slechts 4%). Anders waren de meningen gespreid, met een lichte voorkeur voor de wijnsector.

Ook bij de vraag welke activiteiten belangrijk zouden zijn bij de keuze van een landbouwbedrijf waren de meningen vrij verdeeld. De top drie bestond uit: productie van groene energie (20%), productverwerkende activiteiten op de boerderij (20%) en biolandbouw (19%).

Na deze algemene vragen werden nog drie vragen met meerkeuzemogelijkheden gesteld. Enkel de antwoorden die representatief – zie verdere uitleg verder) waren, zijn hierin meegenomen.

 

1. Bij de eerste vraag moesten de leerlingen een zin aanvullen, namelijk: “In de komende jaren zullen plattelandsgebieden…”. Er waren tien mogelijke antwoorden. Hieronder wordt de top drie meegegeven. (representativiteit: indien één van de mogelijke antwoorden meer dan tien maal is aangeduid)

Hieruit bleek dat de leerlingen geloven dat plattelandsgebieden een betere leefomgeving zullen zijn, alhoewel de economische middelen beperkter zullen zijn dan in de steden. Op de tweede plaats zien we dat men denkt dat de plattelandsgebieden een kans zullen geven om in perfecte harmonie met de rest van de gemeenschap te leven en te werken. Op de derde plaats merken we op dat de plattelandsgebieden plaatsen zullen zijn waar men de kans heeft om te wonen, ver weg van de stedelijke chaos en waar een eigen leven en werk opbouwen mogelijk zal zijn.

 

2. Tweede vraag: Hoe zie jij boerderijen in de toekomst?

(representativiteit: indien één van de mogelijke antwoorden meer dan vijftien maal is aangeduid)

Hieruit blijkt dat boerderijen in de toekomst, volgens hen, plaatsen zullen zijn waar kwaliteitsvol voedsel geproduceerd zal worden terwijl het milieu en het gebied beschermd zullen blijven.

Op de tweede plaats zien we dat de leerlingen geloven dat er meer multifunctionele boerderijen zullen zijn die, naast voedsel, ook groene energie en tewerkstellingsmogelijkheden zullen produceren (kwekerijen, hoevetoerisme, educatieve boerderijen, directe verkoop aan de consument).

Het feit dat boerderijen in de toekomst als moderne bedrijven gezien worden, gerund door echte zakenmensen die belangrijke kansen scheppen voor verrijking voor zowel zichzelf als anderen, wordt als minder belangrijk beschouwd.

 

3. Vraag 3: Welke van de volgende beleidsmaatregelen zou jij aanraden om de toekomst van de landbouw en andere rurale activiteiten te vrijwaren ?  (representativiteit: indien één van de mogelijke antwoorden meer dan tien maal is aangeduid)

Concentratie op lokale, traditionele en kwaliteitsproducten en aanverwante certificatieprocedures worden als belangrijkst beschouwd.

Ook vinden de leerlingen dat het zeer belangrijk is om zich te concentreren op “korte keten” om zo lokale markten te ontwikkelen en de relatie tussen managers in dezelfde streek te verbeteren en nieuwe distributiekanalen te kunnen. “Verbetering van infrastructuur in plattelandsgebieden, beginnende met voorzieningen van kleins af (crèches, scholen) om de generatiekloof te dichten” zien we op plaats drie van de elf mogelijke antwoorden.

Zie ook het artikel in "Buitenkans" (.pdf 4.39 MB) over jongeren op het platteland (vanaf pagina 9 t.e.m. 13):

Delen: