De problemen in bladgewassen veroorzaakt door kleine tweevleugeligen, vooral larven van varenrouwmuggen en dansmuggen, evenals door springstaarten namen de afgelopen jaren duidelijk toe. Deze plagen leiden tot vraatschade en/of cosmetische schade en dus opmerkingen bij de keuring van het product. Het wegvallen van enkele breedwerkende (bodem)insecticiden en de klimaatsverandering zullen deze problematiek allicht verergeren. Helaas zijn er heel wat kennishiaten rond schadelijke tweevleugeligen en springstaarten: de soortendiversiteit, de plaagbiologie (overwintering, niches op het bedrijf, voorkomen van te beheersen stadia), het potentieel van commercieel beschikbare biologische bestrijders/middelen, de aanwezigheid en bestrijdend effect van spontaan voorkomende natuurlijke vijanden en het effect van teelttechnieken op de plaagdruk (bijgestuurde irrigatie, vermijden mosgroei, aangepast compostgebruik). Telers van bladgewassen vragen dan ook naar meer kennisopbouw voor de beheersing van deze plagen.
Het doel is het ontwikkelen en implementeren bij telers van bladgewassen onder glas van een geïntegreerde gewasbeschermingsstrategie (IPM) tegen bodemplagen, voornamelijk door varenrouwmuggen, springstaarten en andere tweevleugeligen. Deeldoelstellingen zijn: monitoring en identificatie van de bodemplagen en kennisopbouw rond de plaagbiologie (risicoperiodes, overwintering, vatbare stadia), werkzaamheidsproeven van biologische bestrijders en biologische middelen, en een praktijkproef rond het plaagbevorderend effect van compostbemesting.
Het project bestaat uit vier fasen. In de eerste fase worden verschillende telers samengebracht in een groep om kennis en ervaringen te delen. Deze uitwisselingen helpen om het onderzoek te richten op praktische toepassingen. In een tweede fase wordt de problematiek in kaart gebracht en worden ook de mogelijke natuurlijke vijanden geïdentificeerd.
In een derde en vierde fase worden praktijkproeven uitgevoerd om nieuwe inzichten te krijgen in de preventie en bestrijding van de plagen, waarbij zowel biologische bestrijders als gewasbeschermingsmiddelen worden getest. In deze fases worden telers die deze nieuwe inzichten willen toepassen, begeleid in het opvolgen en objectief beoordelen van de meerwaarde van hun acties. Dit helpt hen om de effectiviteit van de strategieën in de praktijk te evalueren.
Ook een kosten-batenanalyse van de geteste bestrijders en middelen zal worden opgesteld. Door de regelmatige overlegmomenten en de bezoeken aan de praktijkproeven blijft het onderzoek sterk gericht op praktische toepassingen. Dit bevordert de snelle uitwisseling van kennis tussen onderzoekers en telers gedurende het gehele project.
België