Lea Elst, diensthoofd VLIF: “Het VLIF is een motor voor innovatie”

Duurzaam ondernemen
Lea Elst

Lea Elst stelt samen met haar team nieuwe VLIF-maatregelen voor aan de Vlaamse regering en zorgt er ook voor dat deze aansluiten bij de Europese richtlijnen. 

Wie?

Lea Elst (61) studeerde land- bouwkundig ingenieur in Gent. Ze startte haar loopbaan in 1987 en is sinds 2019 bij het Agentschap Landbouw en Zee visserij hoofd van de dienst Ondernemen, waar ook het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) onderdeel van uitmaakt. Zij en haar team zijn verantwoordelijk voor het opvolgen en uitwerken van de maatregelen binnen het VLIF. Ze onderzoeken de Europese en Vlaamse richtlijnen, doen voor- stellen die passen binnen de context van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en toetsen deze af bij de Vlaamse regering en de Europese Commissie.

Kort

Lea Elst is diensthoofd van het VLIF. Ze stelt samen met haar team nieuwe VLIF-maatregelen voor aan de Vlaamse regering en zorgt er ook voor dat deze aansluiten bij de Europese richtlijnen. Sinds 2023 staan de noden van de landbouwsector echt centraal en zijn de voor waarden om in aanmerking te komen voor VLIF-steun vereenvoudigd. Zo hoopt het VLIF mee te werken aan verduurzaming van de sector en ook de administratieve druk op land- en tuinbouwers te verlichten. Lea raadt iedereen aan om goed te overwegen welke investeringen passen op jouw bedrijf. Ook de niet-productieve investeringen en VLIF- innovatieoproep zijn de moeite waard om van dichterbij te bekijken.

Voor jonge én iets minder jonge land- en tuinbouwers is het VLIF uitgegroeid tot een vaste waarde voor ondersteuning bij overnames en investeringen. En toch is er ook af en toe onbegrip over de werking van het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds. Wij spraken met Lea Elst, diensthoofd van het VLIF. “We stimuleren landbouwers om keuzes te maken die ecologisch en economisch duurzaam zijn.”

Tekst en foto: Boer en Tuinder, 5 december 2024

Het Landbouwinvesteringsfonds werd in 1961 opgericht, dat was toen federaal en stond bekend onder de afkorting LIF. De motivatie achter de oprichting was de voedselproductie na afloop van de oorlog in goede banen te leiden. In 1994 werd het fonds een Vlaamse bevoegdheid en werd het VLIF geboren.

Door de jaren heen zijn er aanpassingen gebeurd die het VLIF beter doen aansluiten bij de praktijk en waarbij ook de duurzaamheidsdoelstellingen van de overheid en de sector ondersteund worden. Ook is er steeds meer oog voor de diversiteit in verdienmodellen van landbouwbedrijven. In de vorige VLIF-periode werd ook innovatiesteun en steun voor niet-productieve investeringen in het leven geroepen.

In welke mate heeft jouw team impact op de maatregelen die in het VLIF zitten?

“Als agentschap nemen we de noden van de landbouwsector als uitgangspunt. We stellen nieuwe VLIF-maatregelen voor aan de Vlaamse regering die de eindbeslissing neemt. De VLIF-periode van 2023 was in dat kader een belangrijke mijlpaal, want toen zijn we echt met een wit blad begonnen. Daarvoor waren er heel wat regels en voorwaarden om VLIF-steun te krijgen, bij- voorbeeld rond het minimuminkomen uit landbouw maar dat hebben we nu vereenvoudigd. De landbouwer en zijn ondernemerschap staan volledig centraal. Dat is ook belangrijk om administratieve vereenvoudiging te realiseren.”

Welke inspanningen doen jullie precies om die papierwinkel te verminderen? 

“Aangezien we in 2023 al heel wat voorwaarden voor VLIF-steun hebben geschrapt, verlichten we die administratieve druk aanzienlijk. In het vorige GLB moest je als landbouwer heel wat documenten aanleveren. Door de gebruikte definities tussen de verschillende afdelingen op elkaar af te stemmen (denk maar aan ‘actieve landbouwer’), is het proces een pak vereenvoudigd. We gebruiken zo veel mogelijk authentieke gegevensbronnen waarover de Vlaamse overheid al beschikt, zodat landbouwers zo weinig mogelijk zelf gegevens moeten aan- leveren. Daarnaast is er de nieuwe methode waarbij er voor heel wat investeringen gewerkt wordt met een gemiddelde eenheidskost in plaats van met offertes. Ook dat betekent minder rompslomp voor de landbouwer.”

Bereikt het VLIF vandaag de juiste doelgroep?

“Zeker. Door definities op elkaar af te stemmen, is het voor iedereen duidelijk aan welke eisen je moet voldoen om recht te hebben op VLIF-steun. De standaard- verdiencapaciteit (SVC) die wordt meegenomen is ook een belangrijk element.
Hierin wordt niet alleen rekening gehouden met bijvoorbeeld het aantal dieren, hectare of rentabiliteit van de teelten, maar ook met de afzetkanalen die je wil gebruiken. Zo kunnen ook kleinere bedrijven die een rendabel verdienmodel via korte keten opzetten, aanspraak maken op VLIF-steun. Ook belangrijk is dat je bedrijf voor bijvoorbeeld de maatregel rond verdienmodellen en de vestigingssteun dat theoretische inkomen nog niet moet gerealiseerd hebben op het moment dat je de VLIF-aanvraag indient. Er is voor jonge bedrijven en overnemers daardoor meer ruimte om te evolueren en toch VLIF-steun te krijgen.”

Hoe kan het VLIF bijdragen aan de instroom van jonge landbouwers?

“Er zijn twee belangrijke pijlers waar we op steunen. Enerzijds is er de vestigingssteun, waarbij je als landbouwer van maximaal 40 jaar oud forfaitaire steun krijgt bij de overname of opstart van een landbouwbedrijf. Centraal daarin staat het bedrijfsplan dat ingediend wordt. Daarnaast is er ook de extra steun die je als jonge landbouwer kan krijgen op de meest duurzame investeringen. Als jonge landbouwer heb je trouwens ook meer kans om geselecteerd te worden bij je VLIF-investeringsaanvraag.”

Investeringsbedragen worden steeds groter. Kunnen jullie daar een mouw aan passen?

“Dat is moeilijk, want onze budgetten worden op Vlaams niveau vastgelegd in een Strategisch Plan GLB voor meerdere jaren. Die budgetten kunnen we niet mee laten evolueren met de stijgende investerings- kost. Er wordt inderdaad meer aangevraagd dan het beschikbare budget, dus is het voor ons zaak om een heel goede rang- schikking te maken waarbij we de land- bouwer helpen om de meest ecologische en economisch duurzame keuzes te maken. Door voor bepaalde investeringen niet langer te werken met offertes maar met een gemiddelde eenheidskost, proberen we ook die steeds hogere kost wat in te dijken. Zo krijg je een eerlijker en transparanter systeem, waarbij twee landbouwers die investeren in hetzelfde soort machine hetzelfde steunbedrag krijgen.”

Hoe werkt die rangschikking volgens duurzaamheidsscores precies?

“Elke investering op de VLIF-lijst krijgt van ons een score toegekend die bepaald wordt op basis van de ecologische, sociale en economische duurzaamheid. Dus ook investeringen rond dierenwelzijn en land- bouwverbreding zullen hoger scoren.

Daarnaast is er een verhoging van de score indien de aanvrager een jonge landbouwer is, indien bepaalde investeringen samen worden aangevraagd of wanneer er een extra claim zoals agro-ecologie of biologische productie wordt gevraagd. De steun- percentages zijn ook gelinkt aan de duurzaamheid van de investering, dus een investering die 40% VLIF-steun kan krijgen, wordt hoger gerangschikt dan eentje van 15% en zal makkelijker geselecteerd worden. Als verschillende landbouwers binnen bijvoorbeeld de categorie van 30% steun en binnen dezelfde scores een aanvraag doen, zal de jonge landbouwer een grotere kans hebben om geselecteerd te worden dan de oudere.”

De ene sector voelt zich soms benadeeld door het VLIF ten opzichte van de andere. Zo hebben bijvoorbeeld akkerbouwers wel eens het gevoel dat de steun voor PAS-maatregelen in de veehouderij de VLIF-pot leegeet. Klopt dat?

“We krijgen daar veel vragen rond en ik begrijp dat, maar het is absoluut niet zo dat bepaalde sectoren met het budget gaan lopen. We hebben er in alle maatregelen voor gezorgd dat er een evenwicht bestaat tussen de sectoren. Uiteraard zal je altijd verschillen zien, want de sectoren zijn nu eenmaal heel divers. Specifiek voor emissiereducerende maatregelen in de veehouderij klopt het dat de vraag groot is en dit ook veel budget vraagt, maar de Vlaamse overheid heeft hiervoor extra fondsen vrijgemaakt die bovenop het VLIF-budget komen. We werken niet met tussenschot- ten tussen de sectoren en dat zou ook niet wenselijk zijn, want veel investeringen, denk maar aan bepaalde machines, zijn voor alle sectoren relevant.”

Anderzijds zie je op de VLIF-lijst soms zaken staan die weinig te maken hebben met economische of ecologische duurzaamheid. Ik denk bijvoorbeeld aan de schepbak van een verreiker. Moeten die dan wel op de lijst staan?

“Het klopt dat de lijst heel erg uitgebreid is. Investeringen die laag scoren op duurzaamheidsvlak, vind je dan ook in de 15%-categorie en hebben een heel kleine kans om geselecteerd te worden. We heb- ben ervoor gekozen om deze niet te schrappen, maar om er via selectie voor te zorgen dat vooral de meest duurzame investeringen ondersteund worden.”

Zijn er blokperiodes waarin je meer kans maakt op selectie dan in andere?

“Daar kunnen we echt geen lijn in trekken. Alles hangt af van hoeveel aanvragen er binnenkomen. Ook onze budgetten zijn doorheen het jaar gelijk. Je kan trouwens nu elke blokperiode een aanvraag indienen en je moet binnen de tweeënhalve maand beslissen of je de investering ook werkelijk gaat uitvoeren.”

VLIF-steun kan enkel opgenomen worden voor nieuwe investeringen. Is het niet jammer dat landbouwers zo ontmoedigd worden om tweedehands te kopen?

“Het probleem bij tweedehandsaankopen is dat het voor ons onmogelijk is om te weten of dat product voorheen al eens overheidssteun heeft genoten. Dubbele financiering moet sowieso vermeden worden. Daarnaast werken we nu met een gemiddelde eenheidskost per investering en die is niet alleen helemaal anders bij een tweedehandsmachine als bij een nieuwe, maar kan ook tussen tweedehandsproducten sterk verschillen. Dat is dus niet werkbaar.”

Hoe zie je het VLIF verder evolueren? Is er al zicht op de richting die het nieuwe GLB in 2027 uitgaat en de impact daarvan op jullie werking?

“Het is nog veel te vroeg om al voorspellingen te doen over het nieuwe GLB, want die gesprekken moeten nog starten op Europees niveau. De maatregelen voor het VLIF vloeien daar pas binnen ruime tijd uit voort. Het is trouwens heel moeilijk om nu al de impact van de investeringen die we met het VLIF ondersteunen in de prak- tijk te zien. Een investering die geselecteerd wordt, is immers niet hetzelfde als een uitgevoerde investering, daar gaat vaak wat tijd over. Het VLIF is echt een beleidsinstrument dat mee evolueert met wat er in de sector beweegt. Je kan het ver- gelijken met een motor die verduurzaming en innovatie in de landbouw stimuleert.”

Heb je tips voor landbouwers die een VLIF-aanvraag overwegen?

“Denk goed na of een investering past bij je bedrijf en of je dit effectief wil invoeren. Als je geselecteerd bent en je steunbedrag voor jou gereserveerd wordt, gaat dit niet alleen af van het plafondbedrag dat je kan ontvangen, maar vallen er ook andere landbouwers uit de boot. Staar je ook niet blind op de productieve investeringen, maar neem ook een kijkje bij de niet-productieve maatregelen in de lijst. Hier richten we ons op een ruimere doelgroep, zodat bepaalde maatregelen in het kader van waterbeheer, kleine landschapselementen en dergelijke investeringen een breed draagvlak kunnen vinden. Ook de jaarlijkse VLIF-innovatieoproep is de moeite waard als je graag nadenkt over duurzame, vernieuwende projecten op je bedrijf. En de nieuwe maatregel ‘Opstart van of omschakeling naar een toekomst- gerichte duurzame ondernemingsstrategie op een landbouwbedrijf’ ondersteunt bedrijven die op zoek gaan naar een duurzaam en vernieuwend verdienmodel. Het VLIF is meer dan ondersteuning bij de aankoop van een stal of machine!” 

Delen: