We ontmoeten Bert Dhaene eind oktober tussen twee oogstcycli in op zijn bedrijf in het West-Vlaamse Staden. “De bloemkolen zijn net geoogst, volgende aan de beurt zullen prei en spruiten zijn en in een later stadium de knolselderij”, vertelt de boer die aangeeft dat de bloemkolenoogst dit jaar vroeg viel. “Normaal is dat de eerste of tweede week van november." Meteen na de oogst zaait de boer normaliter een vanggewas in, maar het is nu nog even wachten op een drogere periode.
De keuze van de vanggewassen moet passen in het plaatje van het biobedrijf dat geen kunstmest mag aanbrengen en deels aangewezen is op de organische resten van de vanggewassen. Voor de keuze van het vanggewas is de voorgaande en volgende teelt bepalend. “Spinazie laat stikstof achter. In dat geval kiezen we beste voor een houtachtig vanggewas dat veel biomassa aanmaakt”, vertelt de boer die voor het inwerken gebruik maakt van een frees. Een groot deel van het landwerk wordt echter overgenomen door bodemleven, stelt hij. “Oogstresten of de afgestorven groenbedekker worden door de regenwormen de grond mee ingetrokken.”
Bert Dhaene en zijn vrouw Wivine hebben 40 hectare landbouwgrond tot hun beschikking. Naast akkerbouw houden zij 500 vleesvarkens. De West-Vlamingen zijn beiden van landbouwafkomst, maar startten in 2005 hun bedrijf met een overname van derden. De ondernemers leveren sinds 2018 onder het biolabel. Prei, selder, spruiten, spinazie en andere groenten gaan naar de Reo-veiling of de industrie.
Niet-kerende bodembewerking
Van een ploeg maakt Dhaene sinds 2015 geen gebruik meer. Door niet-kerende bodembewerking toe te passen, wil hij de bodemkwaliteit verbeteren. “Het was niet zo dat de bodemstructuur slecht was, maar er was zeker verbetering mogelijk”, duidt de landbouwer. In de loop der jaren zag hij langzaamaan het resultaat van zijn bedrijfsvoering. “Vroeger bleef het water veel langer op het veld liggen. Nu infiltreert het water beter en dringt het dieper door in de bodem.” Dit bufferende effect resulteert volgens hem ook in het feit dat hij later dan andere boeren in de buurt moet beregenen. Een ander bewijs schuilt in de onderbroekenproef. Het West-Vlaamse bedrijf deed mee aan deze ILVO-proef en na twee maanden was de onderbroek nagenoeg verteerd, wat wijst op een goede bodemkwaliteit.
Wanneer er voldoende gewasresten aanwezig zijn op het perceel, wordt niet-kerende bodembewerking bij de inzaai van de hoofdteelt sinds dit jaar in het GLB gestimuleerd met een ecoregeling. Ecoregelingen en agromilieuklimaatmaatregelen zijn maatregelen waarbij landbouwers vergoed worden voor de extra inspanningen die ze vrijwillig leveren voor het milieu, de biodiversiteit of het klimaat. De ecoregelingen en agromilieuklimaatmaatregelen kunnen aangevraagd of hernieuwd worden via de verzamelaanvraag.
Met een serie nieuwe ecoregelingen en ook agromilieuklimaatmaatregelen in het GLB, dat nog loopt tot 2027, stuurt de Vlaamse overheid aan op een vergroening van de landbouw. Enkele voorbeelden van éénjarige ecoregelingen zijn: het verhogen van organische koolstofgehalte zodat bodems beter bestand zijn tegen erosie en een betere waterhuishouding hebben, de aanleg van bufferstroken met een bloemenmengsel of graskruidenmengsel wat zorgt voor meer biodiversiteit, mechanische onkruidbestrijding, vruchtafwisseling met vlinderbloemigen wat belangrijk is voor de bodemvruchtbaarheid en -kwaliteit, en toepassing van biologische landbouw met een positief effect voor biodiversiteit, bodem- en waterkwaliteit.
Lees verder op: www.vilt.be
Bron en copyright foto's: VILT, 9 november 2023