“Door het verhogen van het organische koolstofgehalte in de bodem, merk ik dat de bodem veel beter in staat is om water vast te houden.”
“Daarom moeten we de sterktes en zwaktes van onze gronden beter herkennen. De zwaktes aanpakken is een traject op lange termijn. Grond moet je analyseren en je moet er langzaam aan werken, alles moet in balans gebeuren. Met grond ben je nooit klaar, het blijft altijd een werk in uitvoering”, aldus Christ. “Grond is de meest bepalende en de meest stabiele factor in een landbouwbedrijf.” Op zijn bedrijf zet Christ dan ook sterk in op praktijken om een betere bodem te verkrijgen. “Ik probeer in de niet-groeimaanden een volledig bedekte bodem te hebben zodat er een soort kleed over komt en de bodem niet volledig blootgesteld wordt aan de weersomstandigheden. Daarnaast zet ik ook in op het verhogen van het koolstofgehalte in de bodem. En het hout van de bomen voeren we niet af, maar laten we ter plaatse verteren, dat is goed voor het bodemleven. Verder zijn de helft van onze gronden bedekt met gras, waarbij we kiezen voor grassoorten die zo natuurlijk mogelijk zijn en het beste passen bij de grond.” Christ ziet al positieve effecten van de maatregelen die hij neemt: “Door koolstofverhoging bijvoorbeeld zie ik dat het waterbergend vermogen van de bodem spectaculair hoger is. Maar dat is een werk van 10 jaar, en dat moet in balans gebeuren, stap voor stap.”
Water is voor Christ ook een kostbaar goed, het levert een belangrijke bijdrage aan een goede bodemgezondheid. Bewateren van zijn percelen doet hij zoveel mogelijk met druppelslangen. Zo kan hij zijn bomen net voldoende water geven en gaat er geen water verloren. “Grond is een buffervat voor vocht, we moeten dat ook meer zo gebruiken. Ik wil graag waterneutraal worden, en geen druppel water verloren laten gaan op mijn bedrijf. Via zuivering probeer ik een tweede leven te zoeken voor het water dat gebruikt is op mijn bedrijf, bijvoorbeeld door het te gebruiken in de boomgaard.”
“Grond is ons hoogste goed, als land- en tuinbouwers. Dit gaat zowel over kapitaalbescherming als over weerbaarheid. En het is ook een belangrijk element naar de overheid en de bevolking toe. Eén maand per jaar, tijdens de bloesemperiode, is onze boomgaard toegankelijk voor het publiek. Zo proberen we terug meer verwevenheid te creëren tussen landbouw en burgers, want we leven niet in afgescheiden werelden. Door te wandelen in een landbouwlandschap ervaren mensen een even hoog natuurgevoel als wanneer ze in een bos wandelen. De landbouwsector heeft dat te weinig uitgedragen, dat een landbouwlandschap ook een mooi natuurlandschap is. Ik merk wel dat de verbinding met de burger verbetert, ook door acties zoals het openstellen van onze boomgaard. Sindsdien zijn er terug meer jongeren die willen komen plukken, merken we meer verdraagzaamheid, zijn mensen vriendelijker … Onze landbouwgronden hebben dus heel wat te bieden, en moeten we koesteren.”