Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023-2027 heeft zijn eerste jaar achter de rug. Nu de verzamelaanvraag opnieuw geopend is en er steun kan worden aangevraagd voor 2024, is het een geschikt moment om te polsen naar de ervaringen van een landbouwer. We ontmoeten Johan Bonnast, tussen de heuvels van Kortenberg aan de rand van het Nationaal Park Brabantse Wouden. Johan is op zijn veertiende begonnen met het beheren van vier hectare akkerbouwgrond in een familiebedrijf gespecialiseerd in witloofteelt. Vandaag bewerkt hij 70 hectare land en teelt hij wintertarwe, wintergerst, koolzaad, vlas, aardappelen en korrelmais.
Verhogen organisch koolstofgehalte voor een betere bodem
Als we naar de lijst van GLB-maatregelen op het bedrijf van Johan kijken, is het al snel duidelijk dat hij met veel aandacht voor bodemgezondheid en waterkwaliteit werkt. “De gronden die we hebben overgenomen, waren allemaal van stoppende witloofboeren. Witloof is een teelt die het liefst een arme grond heeft, hierdoor was het gemiddelde koolstofgehalte 0.9%. Door bijna 20 jaar intensief te werken met stalmest en compost hebben we het koolstofgehalte kunnen opbouwen richting 1,65%”, legt Johan uit. De ecoregeling ‘verhogen organisch koolstofgehalte’ geeft steun aan landbouwers die zich hier voor inzetten. Johan vertelt hoe hij dit aanpakt: “We werken samen met twee bedrijven voor onze stalmest. Ik lever stro aan en neem de stalmest terug af. Op deze manier ben ik zeker dat ik geen resistente onkruiden invoer. Compost koop ik aan, hierbij stel ik me mogelijk wel bloot aan de invoer van onkruiden, al hoop ik dat de hoge composteringstemperatuur de onkruidzaden doet afsterven” (bij professionele compostering worden zelfs de meest resistente planten afgedood, nvdr.). De landbouwer vreest dat resistente onkruiden het probleem van de toekomst zullen worden door meer globalisering en gebrek aan geschikte bestrijdingsmiddelen. Hij maakt dan ook de volgende kanttekening bij de ecoregeling: “De ecoregeling stimuleert landbouwers om organische koolstof toe te dienen op hun percelen. Dat is positief. Maar hierdoor is de prijs van compost het afgelopen jaar sterk gestegen en de beschikbaarheid gedaald. Landbouwers zullen daarom misschien vaker over de landsgrenzen heen stalmest aankopen, met een verhoogd risico op de introductie van resistente onkruidzaden als gevolg”, legt Johan met de nodige bezorgdheid uit.
Niet-kerende bodembewerking als erosiebestrijding
Sinds 2009 haalt Johan zijn ploeg niet meer boven. Hij werkt enkel nog met niet-kerende bodembewerking en heeft hier zeer goede ervaring mee. “We hebben niet het meest intensieve teeltplan en proberen niet het onderste uit de kan te halen. Dit zorgt ervoor dat we meestal wel in droge omstandigheden kunnen zaaien. Door niet-kerend te werken, laat de grond zich beter bewerken en blijft het water veel minder staan.” Hij benadrukt het belang van deze aanpak in het heuvelachtige landschap van Kortenberg “Het hoger koolstofgehalte zorgt voor een beter bufferende werking. In vergelijking met 30 jaar geleden moet er veel meer regen vallen vooraleer er water van het veld loopt.” Naast de positieve effecten van niet-kerende bodembewerking en het toedienen van organische koolstof, merkt Johan ook wel een keerzijde. “Er zit meer organische stof in mijn bodem. De mineralisatie van deze organische stof zorgt voor meer nitraatresidu.” Voor niet-kerende bodembewerking kan er 86 euro/ha steun verkregen worden via een ecoregeling. Dit is enkel voor percelen die een medium tot verwaarloosbare erosiegevoeligheid hebben (respectievelijk oranje, gele, lichtgroene en donkergroene percelen). Door het heuvelige landschap van Kortenberg heeft Johan verschillende percelen met hoge tot zeer hoge erosiegevoeligheid (rode en paarse percelen). Op basis van de conditionaliteiten, zijn landbouwers verplicht om maatregelen te nemen op rode en paarse percelen. Hierdoor is er op deze percelen geen steun voor niet-kerende bodembewerking mogelijk.